“De huisarts is van vitaal belang voor de zorg”

Hoe vitaal is het vak van huisarts? Huisarts en opiniemaker Danka Stuijver luidt de noodklok: “Als we niets veranderen, sterft de praktijkhoudende huisarts uit.” Huisartsen moeten volgens Stuijver hun grenzen bewaken én grenzen doorbreken.

Sinds 2019 combineert Danka Stuijver (39) de rol van huisarts met die van columnist voor de Volkskrant en het Medisch Contact. Danka staat ons te woord vanaf Aruba, waar haar man werkt als gynaecoloog. Zelf is ze daar waarnemend huisarts bij een praktijk in Oranjestad en daarnaast veel bezig met schrijven, (online) presentaties en de opname van podcasts voor Medisch Contact, waarin ze Nederlandse artsen interviewt die wonen en werken in het buitenland. Grenzen bewaken Als huisarts sta je onderaan de trechter van zorg en ga je al snel aan je eigen grenzen voorbij. Stuijver: “Huisartsen zeggen zelden nee. We zijn best bescheiden, alles wat op ons bordje komt eten we op. Om onze grenzen te bewaken moeten we vaker zeggen: dat doen we niet (meer). En dat ‘nee zeggen’, dat moeten we met zijn allen doen. Een voorbeeld is de abortuspil, die we als huisarts mogelijk mogen gaan voorschrijven. Dat legt druk op alle huisartsen die er nu al niks bij kunnen hebben. En je bent een slechte huisarts als je weigert. Veel huisartsen hangen liever hun stethoscoop aan de wilgen dan dat ze nee zeggen tegen een patiënt met een probleem of zorgvraag. Huisartsen roepen veel en verwachten dan dat de overheid, verzekeraars en de zorggroep hen wel redden. Maar dat moeten zij zélf doen. De groep van ‘Help, de huisarts verzuipt’ doet dat ook. Zij trekken aan de bel bij zorgverzekeraars en politiek Den Haag, met een manifest met tien eisen om de werkdruk te verlagen.” Duizenddingendoekje De huisarts staat er volgens Stuijver dus helemaal niet zo goed voor. “In mijn opleidingsgroepje (2019) zijn al 3 huisartsen gestopt binnen 5 jaar. Waarom? Tijdens de opleiding zijn ze enthousiast, het ligt niet aan het vak van huisarts. Wel aan het gevoel een duizenddingendoekje te zijn geworden. De huisarts wordt voor alles gebruikt en misbruikt. Veel zorgtaken en verantwoordelijkheden worden op ons afgeschoven. Uit het ziekenhuis, uit het sociale domein. Er zijn overal wachtlijsten en (financiële) tekorten. Dan krijg je dat we in het netwerk opdrachten bij elkaar over de schutting gooien. Het is tijd voor meer samenwerking.” Raam in de schutting Nu worden patiënten te makkelijk van de eerste naar de tweede lijn doorgeschoven en andersom, vindt Stuijver: “Er zit niet echt een raam in die schutting. Dat komt voor een groot deel door de financiering van zorg, die is ingericht op schotten. Dat staat netwerkzorg in de weg, terwijl de patiënt daar wel bij gebaat zou zijn.” In haar column over Ziekenhuis Bernhoven beschrijft Stuijver dat ziekenhuizen nu nog financieel drijven op niet-zinnige zorg. “Er moet een andere bekostiging van zorg komen, voor zinnige zorg en meer gezamenlijke kracht.” De nieuwe organisatie Hoe ziet een gezonde zorgorganisatie eruit? “Een mooi voorbeeld vind ik Gezondheidscentrum De Nije Veste in Nijkerk. Dankzij zogenaamde GEZ-(geïntegreerde eerstelijnszorg)gelden kwam er financiering om bestuurders aan te trekken en samenwerking mogelijk te maken. Zo ontstonden multidisciplinaire werkgroepen voor ouderenzorg, longzorg, thuiszorg, hartrevalidatie, oncologische zorg, en (jeugd-)ggz. Die teams werken continu samen voor de patiënt. Het resultaat? Minder verwijzingen, minder zorgkosten en meer werkplezier. Patiënten vinden het zó fijn daar. Alle eerstelijnscollega’s hadden een goede band, gingen samen lunchen en overlegden samen over patiënten. Ik heb samen met Peter, een fysiotherapeut, een prik gezet in de schouder van een patiënt.

Dankzij zijn anatomische kennis kon ik de prik beter plaatsen”. Zit daar toekomst in voor de zorg? “Absoluut, een krachtige en samenwerkende eerstelijnszorg is zeer belangrijk voor de veranderingen in het zorglandschap (met name de wens dat meer zorg dichtbij huis wordt gerealiseerd). Maar helaas worden dergelijke initiatieven en innovaties maar tijdelijk gesteund en valt vervolgens de financiering weg, waardoor het risico bestaat dat dit eerstelijnscentrum vervalt tot bedrijfsverzamelgebouw. Een plek waar zorgverleners niet mét maar naast elkaar werken, en daar zijn patiënten niet bij gebaat, maar ook de ziekenhuizen en zorgverzekeraars niet.” Huisarts is geen roeping meer De manier waarop artsen naar hun werk kijken is veranderd en speelt ook een rol in de huidige problematiek, vindt Stuijver: “Als voorbeeld, vroeger was je ook huisarts als je niet in de spreekkamer maar bij de bakker stond. Dan was je identiteit verweven met het vak. Nu werkt de jonge generatie als huisarts, werken ze liever niet in hetzelfde dorp of dezelfde wijk als waar ze wonen en voelen ze zich veel meer dan hun werk. Ze zijn klaar met de grenzeloosheid van het altijd maar beschikbaar moeten zijn. Het is een trend dat jonge huisartsen niet meer vast willen zitten. Ze willen zelf bepalen wanneer ze werken en op vakantie gaan en zien steeds meer op tegen het gedoe en de verplichtingen. Het is niet altijd meer een roeping.” De ziel uit de zorg Ook de bureaucratische rompslomp zit jonge huisartsen in de weg: “Als je ziet dat het anders moet, maar het lukt niet om het te organiseren, werkt dat zó frustrerend en demotiverend. Huisartsen die een praktijk willen beginnen, worden tegengewerkt door de gemeente, te hoge huren, wetten en verplichte afvinklijstjes. Alleen grote commerciële ketens als Co-Med en Quin kunnen praktijken opkopen. We moeten oppassen dat de ziel niet uit de zorg raakt, als je alleen maar ketens overhoudt met huisartsen in loondienst en met de zorgverzekeraar als één van de eigenaren. Dan verlies je als huisartsengroep je autonomie en dat is onwenselijk, ook voor patiënten. Het vak van huisarts, met de rol van poortwachter en regievoerder, is uniek in Nederland. We nemen veel zorg weg uit het ziekenhuis, in andere landen staan enorme rijen voor de SEH. We beantwoorden 95% van de zorgvragen die aan ons worden gesteld. Ook in de avonden, weekenden en nachten. De waardering voor onze rol mist soms, vind ik.” Verdieping voor vitaliteit Hoe blijf je als huisarts vitaal? Stuijver: “Zoek naar zaken die je in je werk energie geven. En blijf je ontwikkelen. De carrière van een huisarts is heel plat. Dan is het belangrijk om je toch professioneel en persoonlijk te blijven ontplooien. Bijvoorbeeld in palliatieve zorg of dermatologie. Voor mij is dat het schrijven en me verdiepen in de zorg. Daar krijg ik energie van. Ik denk dat huisartsen ook veel kunnen betekenen buiten de spreekkamer. In volksgezondheid en welzijn, bijvoorbeeld bij de gemeente als adviseur. Je bent als huisarts een soort thermometer in de samenleving.” Digitalisering als oplossing? Gaat digitalisering de huisarts dan helpen? Stuijver vindt het een hulpmiddel, maar niet de oplossing: “Digitalisering wordt te veel op een schild gehesen. Groepen die de meeste zorg nodig hebben, gaan niet hun weg vinden in digitale zorg. Dat zijn namelijk vaker lager opgeleiden, anderstaligen of ouderen. Ik ben er wel voorstander van om digitale zorg te blijven aanbieden, want veel hoeft niet fysiek. Maar voor de kwetsbare groepen met de hoogste zorgzwaarte gaat digitale zorg niet de oplossing zijn.” Van vitaal belang Is de huisarts verloren? Niet als ze samen willen veranderen, vindt Stuijver: “Om de toekomst van ons vak te waarborgen voor onszelf en patiënten, zullen we de handen ineen moeten slaan en voor ons vak moeten opstaan. We moeten onze grenzen bewaken om niet te verdrinken. Wij zijn één van de grootste groepen artsen in ons land en zijn van vitaal belang in de gezondheidszorg. We zijn met 13.000 man, veel meer dan andere vakgebieden. Maar daarvan zijn we ons als beroepsgroep, denk ik, onvoldoende bewust. Hoeveel impact kan het hebben als we de kracht van ons samen benutten? Als we samen bepalen dat het anders moet, dan gebeurt dat ook. Maar dan moeten we wel volhardend zijn en de confrontatie durven aangaan.”

We zijn benieuwd! Hoe ervaar jij vitaliteit in jouw organisatie?

Deel deze pagina