SPOTLIGHT

Inger Montfoort

Toen dit interview plaatsvond in maart 2020, stonden we aan het begin van de coronacrisis. Omdat het Parkhuis op de vroegere kantorenlocatie aan nieuwbouw werkt, zou een tijdelijk onderkomen aan de Kamerlingh Omnesweg in Dordrecht in eerste instantie het decor zijn van dit interview. Maar door de coronamaatregelen maakten we er een telefonische afspraak van. Als Specialist Ouderengeneeskunde in het Parkhuis is de 49-jarige Inger Montfoort wel gewend aan veranderingen. Sterker nog, dat is juist wat haar aantrekt in de ouderenzorg. “Met ouderen is het veel en snel schakelen. Ik kan bijvoorbeeld niet even een echo maken, dus moet veel doen op gevoel en met mijn ogen en oren. Ik houd van complexe problematieken en die kom je in de ouderenzorg veel tegen.”

“Alle zorg zou via één centraal aanmeld- en regiepunt moeten kunnen.”

Van elektrotechnicus naar Specialist Ouderengeneeskunde Dat Inger goed is in het oplossen van complexe problemen, blijkt wel uit haar cv. “Van oorsprong ben ik elektrotechnisch ingenieur. Later ben ik docent wiskunde geworden en ben daarin zowel tweede- als eerstegraads bevoegd. Tijdens mijn studie Geneeskunde heb ik in de klinische epidemiologie en neurowetenschappen twee Masters of Science-opleidingen gedaan en ben gepromoveerd in de neurowetenschappen. Ik deed het laatste jaar van mijn opleiding bij het Parkhuis en ben daar gebleven. De psychogeriatrie boeit mij. Sinds ruim 5 jaar ben ik hier Specialist Ouderengeneeskunde.” Complexiteit en creativiteit Inger kreeg al vroeg een voorliefde voor werken met ouderen. “Ik haal mijn voldoening uit mensen die glunderen. Er is veel ellende, maar ook veel humor in verpleeghuizen. Ouderen zijn zelfs nog humoristisch als ze ziek zijn. Ik houd ook van de voortdurende afwisseling, een situatie kan zomaar ineens anders zijn. Als ik bijvoorbeeld heb besloten om een cliënt een middel te geven, kan deze het soms weer niet innemen. Die snelheid en complexiteit dwingen je om scherp te blijven en creatief te zijn. Dat maakt dat ik het vak zo ontzettend leuk vind. Ik merk ook dat de nieuwe aanwas dit vak bewust kiest, het is een echt specialisme geworden.” Creativiteit is ook in andere opzichten merkbaar in de ouderenzorg, valt Inger op: “De kwaliteit van leven verbeteren kan vaak al met eenvoudige dingen, geboren uit creativiteit. Zo heeft de familie van een cliënt met dementie het interieur van zijn woonkamer verplaatst naar het verpleeghuis om een herkenbare omgeving te creëren. Anderen fabriceerden van een kettinkje met een doekje een bijtring om handenbijten te voorkomen. En muziekliefhebbers genieten van een kussen met muziek erin.” Betrokken bij beleid in de zorg Door haar grote betrokkenheid bij veel zorginitiatieven is Inger een bekende in de regionale gezondheidszorg. Eén van haar initiatieven is het ontwikkelen van een eenduidig regionaal antibioticabeleid, dat ze eind 2018 startte. “Voor negen formularia hebben we nu eenduidig beleid vastgesteld. De komende twee jaar gaan we het beleid updaten en digitaal toegankelijk maken. Het is dus nog even wachten op de cijfers, maar we boeken zeker al winst met onze samenwerking. Zo hanteren we allemaal dezelfde werkvoorraad met dezelfde middelen, afgestemd op het resistentiepatroon. Dat heeft naast winst in kennis en gezondheid ook een financieel gunstige uitwerking; omdat we per huis minder verschillende middelen hoeven te kopen, verlagen we de kosten. Ik zie ook landelijk veel initiatieven om het net zo op te zetten als wij hebben gedaan in onze regio. Mijn wens is om uiteindelijk één formularium voor aandoeningen in de ouderenzorg te hanteren, zoals de NHG-standaard.”

Eén centraal punt Inger beperkt haar roep om eenduidigheid in de zorg niet tot antibiotica. “Alle aanmeldingen voor ouderenzorg zouden via één centraal aanmeld- en regiepunt moeten gaan. Dat hoeft niet één EPD te zijn, want de dossiers verschillen onderling. Maar door gezamenlijke inzet van onze mensen, ondersteund door digitale koppelingen, zouden zorgverleners eenvoudiger toegang moeten krijgen tot noodzakelijke gegevens. Nu wordt er nog veel handmatig ingevoerd, dat is veel werk en bovendien foutgevoelig. Ook voor cliënten zou een centraal meldpunt beter zijn, zodat ze niet meer van het kastje naar de muur worden gestuurd tussen zorginstellingen. Dit vraagt veel kostbare tijd van zowel cliënt als instellingen.” Privacy als grootste dwarsligger Waarom is zo’n centraal punt er dan nog niet? Volgens Inger is op het digitale vlak de privacywet daar het meest debet aan. “Nu hebben wij toegang tot het stukje dossier waar de cliënt toestemming voor heeft gegeven. We mogen daaruit niets delen zonder toestemming. Maar sommige ouderen kunnen niet eens meer toestemming geven voor een ander stuk van het dossier, omdat ze daar cognitief niet meer toe in staat zijn. Dat kan gevaarlijke situaties opleveren, bijvoorbeeld als we een antibioticum willen geven en geen informatie over de nierfunctie kunnen inzien. Zelfs het lab mag daar dan geen informatie over delen.” Terug naar de noodknop Als oplossing voor dit probleem denkt Inger terug aan de noodknop. “Vroeger kon je als zorgverlener in alle dossiers, maar dat vind ik ook niet wenselijk. Er kwam een noodknop voor toestemming om in een ander dossier te kijken. Het zou mooi zijn als die optie terug zou komen. Maar nog beter zou het zijn als we in een vroeg stadium alle toestemmingen van een cliënt in één keer krijgen, bijvoorbeeld op het moment dat iemand naar het verpleeghuis gaat - of eerder, bij de huisarts. Daarmee maken we het delen van de gegevens met alle betrokkenen mogelijk, met behulp van een rechtenstructuur zou dat moeten kunnen.” Naast de privacywet vormt geld een obstakel volgens Inger: “Verschillende zorgverleners werken met verschillende systemen. Het zou een logistieke en technische operatie zijn om daar eenheid in te krijgen, met een behoorlijk prijskaartje. En dan komt het ook aan op keuzes maken. Andere wetten gelden namelijk ook, bijvoorbeeld de Wet zorg en dwang (Wzd, voorheen Wet Bopz) waar onze aandacht naar uit moet gaan.” Samenwerken is de sleutel Om dit in de toekomst toch voor elkaar te krijgen, is het van belang om als Zorgnetwerk met elkaar samen te werken. Zo werkt Inger nauw samen met onder andere de afdeling Geriatrie van het ASz en met collega-specialisten Ouderengeneeskunde. Dat gebeurt in fysieke overleggen, maar ook digitaal via berichtenplatform Siilo. “Een oplossing voor problemen vinden is niet altijd eenvoudig. Dat heeft allerlei redenen, waaronder regels en potjes. Het kost ook vaak veel tijd om aan te tonen dat iets beter werkt. Maar het besef is er dat we alleen door samen te werken onze gemeenschappelijke problemen op kunnen lossen. Dat geldt ook binnen onze doelgroep; het aantal ouderen is niet alleen toegenomen, de meerderheid heeft ook complexe gedragsproblemen. We moeten dat gezamenlijk oppakken, anders lukt het niet. Een mooi voorbeeld vind ik het Zorgtransferium. Dat hebben we als regio echt samen gedaan, met andere zorggroepen en het ziekenhuis. Ik vind het een mooie ontwikkeling dat we elkaar steeds meer versterken vanuit onze eigen specialismen. Brainstormen met verschillende petten op brengt ons samen verder.”

Deel deze pagina