Als bedrijfsleider en Chief Nursing Officer bij het ASz overziet Marcel Remijn (52) wat er nodig is om de juiste zorg op de juiste plek te bieden. Niet meer bedden, maar meer zorg op de juiste plek is volgens Remijn de oplossing: “Het ziekenhuis moet de plaats zijn voor ingrepen en behandelingen. De rest moet zoveel mogelijk buiten het ziekenhuis plaatsvinden. Zowel voor de patiënt, als voor de organisatie en de maatschappij.”

“Meer bedden is niet de oplossing.”

Marcel Remijn is sinds 1 november 2020 bedrijfsleider van de resultaatverantwoordelijke eenheden (RVE) Kliniek, Chirurgie, Urologie en Geriatrie. In zijn CNO-rol bespreekt hij ook alle verpleegkundige vraagstukken met de verpleegkundige adviesraad. Na zijn opleiding in Rotterdam bij de nonnen in het Sint Franciscus Gasthuis werkte Remijn 6 jaar in Engeland. Terug in Nederland werkte hij onder meer als Zorgmanager voor het Maasstad Ziekenhuis en het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis. “Ik werk nog regelmatig mee op de verpleegafdeling, om gevoel te houden met wat er speelt.” Tussen wal en schip Eén van de zaken die spelen is: hoe zorgen we voor een betere doorstroming van patiënten? Remijn: “Aan de voorkant kunnen we ziekenhuiszorg nog meer voorkomen en aan de achterkant kunnen we patiënten die onder medische supervisie staan nog meer thuis behandelen. Gelukkig gaat dit al steeds beter. We stemmen onderling inhoudelijk al veel meer af, de Mobiele Ouderen Besluitvormings Unit (MOBU) is daar een mooi voorbeeld van. Wat nog beter kan? De betaaltitels matchen niet altijd met de zorgvragen. Soms valt een patiënt met zijn klachten tussen de wal en het schip. Daar wordt de zorg niet goedkoper van en de patiënt niet blijer. De financieringsstromingen mogen meer parallel lopen. Maar ik denk ook dat we er praktisch naar moeten kijken. In bijzondere situaties samen overleggen met de zorgverzekeraar en de juiste plek regelen. Daar spelen we op in met de noodrotonde voor patiënten zonder plek of betaaltitel. Zij komen ook op de bestuurlijke tafel tijdens onze tweewekelijkse wrap-up met de VVT. Zo willen we meer sturing krijgen op de probleemgevallen, door de juiste partijen aan elkaar te verbinden en samen te werken.” Betere transfers met triage Remijn en zijn collega’s werken aan betere doorstroming van patiënten uit het ziekenhuis naar de VVT (Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg), maar ook van huisarts naar een ELV-bed bijvoorbeeld: “We zijn nu een pilot aan het uitwerken in de regio met alle zorgpartners, onder de noemer ‘Zorgcoördinatie’. Het idee komt uit Kopenhagen, daar hebben ze één triagepunt waar alle niet-112-vragen ter beoordeling binnenkomen. Nu is het systeem in Nederland nog zo ingericht dat iemand bijna automatisch naar het ziekenhuis gaat. Terwijl ze in sommige gevallen ergens anders beter af zijn. Bijvoorbeeld thuis met thuiszorg, of in verpleeghuizen met algemene bedden of specialistische bedden.” Eerder signaleren aan de voorkant Volgens Remijn is het van belang om eerder in te schatten welke zorg een patiënt nodig gaat hebben: “Meer bedden gaat ons probleem niet oplossen. Dus moeten we aan de voorkant eerder signaleren waar de zorg voor een patiënt heen gaat om onnodige zorg op de verkeerde plek te voorkomen.” Als voorloper van het Centraal Coördinatiepunt (CCP) is de noodrotonde bijna rond: “Als zorgverleners melden we patiënten bij één centraal punt aan. Een poule van professionals uit verschillende VVT-instellingen uit de regio inventariseert vervolgens wat de juiste plek voor de patiënt is. Daarbij kijken ze ook naar waar capaciteit is.”

“In de regio vissen we allemaal in dezelfde vijver van verpleegkundigen, dus zullen we ook daarin moeten samenwerken."

Beter samenwerken aan de achterkant De samenwerking neemt toe, ziet Remijn: “Je ziet dat ook aan de noodrotonde en de pilot van de MOBU. We weten elkaar te vinden, we vertrouwen op elkaars oordeel. En zo krijgen we het samen voor elkaar dat patiënten sneller naar de juiste plek gaan.” Ook als het om nazorg gaat is er meer overleg: “Afgevaardigden van verpleeghuizen overleggen veel met het Hoofd Transferbureau van het ASz. Voor wie kunnen we momenteel geen plek vinden? We proberen dan niet verstrikt te raken in de structuur van de bekostiging, maar te kijken hoe het wél kan. Dat kan een verpleeghuis zijn, maar we werken bijvoorbeeld ook samen met het Leger des Heils voor wie geen thuissituatie heeft. Er ontstaat steeds meer verbinding.” Verpleegkundigen aan ons binden Met meer overleg en samenwerking komen we ver, maar dan is er nog het arbeidstekort in de zorg: “De komende 10 jaar zullen we gedreven worden door het aantal medewerkers dat we aan ons kunnen binden. In de regio vissen we allemaal in dezelfde vijver van verpleegkundigen, dus zullen we ook daarin moeten samenwerken. Hoe lossen we het tekort op? Ik denk door het opleiden van mensen, betere arbeidsvoorwaarden en een aantrekkelijke werkgever zijn. We moeten verpleegkundigen aan ons zien te binden. Bijvoorbeeld met een speciaal opleidings- of stagetraject voor verpleegkundigen zonder ziekenhuiservaring.” Toekomst Hoe ziet Remijn de toekomst als het gaat om de juiste zorg op de juiste plek? “Ik hoop dat we aan de voorkant steeds vaker eerst bekijken waar de fysieke of mentale beperking zit voordat we aan doorverwijzing beginnen. En daarbij ook kijken wat de familie en naasten willen. Als ziekenhuis gaan we ons meer focussen op behandeling en interventie, voor de nazorg zoeken we meer de samenwerking op met partners. Nu hebben we vaak het nazorgtraject al geregeld voordat iemand naar de OK gaat, bijvoorbeeld thuiszorg of een revalidatieprogramma. Maar ook daarin moeten we meer overleggen met de patiënt: wat wilt u en hoe gaan we dat samen regelen?”

Deel deze pagina