Samen beslissen over de zorg voor kwetsbare ouderen

Voor kwetsbare ouderen is het ziekenhuis niet altijd de beste plek voor de juiste zorg, zo blijkt ook uit onderzoek. Om de zorg voor deze zeer kwetsbare patiëntgroep te verbeteren zijn we op 6 april als proef gestart met een nieuwe werkwijze, de MOBU (Mobiele Ouderen Besluitvormings Unit).

Onnodige zorg voorkomen Onderzoek laat zien dat verhoogde kwetsbaarheid bij opname in het ziekenhuis leidt tot slechtere gezondheidsuitkomsten. Uit onze eigen cijfers blijkt dat gemiddeld 30% van de patiënten met verhoogde kwetsbaarheid overlijdt binnen de eerste drie maanden na opname in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Naast een verhoogd risico op overlijden, is er ook grote kans op versnelde functionele achteruitgang en op ontslag naar de VVT. De cognitie van deze groep kan verder achteruitgaan met een verhoogd risico op een delier. Als het ziekenhuis niet de juiste plek is voor deze patiënten, dan is het van belang om onnodig lang verblijf in het ziekenhuis zoveel mogelijk te beperken. MOBU De MOBU (Mobiele Ouderen Besluitvormings Unit) is een nieuwe werkwijze voor 70-plussers die met een verhoogde kwetsbaarheidsscore (APOP, zie ook dit filmpje) via de SEH worden opgenomen in ons ziekenhuis. Na opname worden deze patiënten gezien door specialisten van de vakgroep Geriatrie én de specialist ouderengeneeskunde. Samen adviseren zij de behandelend arts of het wenselijk en haalbaar is om de behandeling in het ziekenhuis voort te zetten, óf dat er beter passende zorg beschikbaar is in een andere zorginstelling.

Gesprek De behandelend arts bespreekt dit advies binnen 24 uur met de patiënt en zijn of haar naasten om samen een beslissing te kunnen nemen over de verdere behandeling. Dit gesprek is belangrijk omdat de beslissing ingrijpend of onverwacht kan zijn. Het is daarom van belang om de patiënt en zijn familie vroegtijdig deelgenoot te maken van het voorgenomen beleid. De intensieve samenwerking tussen specialisten van het ASz, specialisten ouderengeneeskunde én de patiënt en zijn of haar naasten leidt tot nauwkeurige indicatiestelling, wat ten goede komt aan de kwaliteit van zorg voor de patiënt en/of de doorstroming naar de VVT. Zo bieden we kwetsbare ouderen samen zo snel mogelijk de beste zorg op de juiste plek.

Eerste indrukken Begin april startte MOBU als proef en eind mei vond de evaluatie plaats. De eerste resultaten zijn positief: “Het is een heel mooi project en erg leuk om te doen. Met echte gesprekken van mens tot mens kom je meer te weten wat patiënten zélf het liefst willen en wat we ook buiten de zorg om kunnen doen. Daar waren mensen zó dankbaar voor.”, zegt internist ouderengeneeskunde Marieke Meinardi (ASz). Een patiënt van Meinardi wilde liever geen operatie met een lang hersteltraject meer. Ze citeert: “Ik wil in de tijd die ik nog heb liever thuis zijn met mijn kat en mantelzorgers. De kans dat de behandeling lukt is klein en daarbij wil ik liever niet in een verpleeghuis komen.”

Zelfstandig specialist ouderengeneeskunde Kristel Gillisse (Parkhuis) is ook enthousiast: “De MOBU draagt bij aan het doel om de patiënt zorg te geven op de juiste plek. Met grote meerwaarde voor de patiënt; we voorkomen hiermee onnodige behandelingen die niet bijdragen aan de kwaliteit van leven.” Wat Gillisse betreft kunnen medisch specialisten en specialisten ouderengeneeskunde van elkaar leren: “Medisch specialisten zijn gewend om zich te richten op medische behandeling. SO’s zijn gewend om meer te kijken naar het geheel, de context, de toekomst. We kunnen medisch specialisten helpen om anders in gesprek te gaan met patiënten en verder te kijken dan een behandeling.” MOBU krijgt een vervolg met nogmaals 6-8 weken. Wanneer is die geslaagd? Meinardi: “Als iedereen de behandeling op maat krijgt die wenselijk en haalbaar is. Het ging nu nog om een klein aantal patiënten, die snel het ziekenhuis uitstromen. We willen kijken hoe we de groep kunnen uitbreiden. Ook verwacht ik dat we nog efficiënter samen kunnen werken met de SO’s. Direct samen naar de patiënt kijken, zodat ze in verpleeghuizen op de juiste plek terecht komen.” Gillisse wil ook vooral kijken naar wat het de patiënt oplevert: “We kunnen nog veel finetunen, maar de structurele samenwerking blijft. We kunnen onze werkprocessen nog handiger inrichten, zoals informatie-uitwisseling en het MDO. Nu missen we bijvoorbeeld soms nog informatie rond verwijzingen. Als we dat verder stroomlijnen, kunnen we nog beter bepalen wat de juiste plek is voor een patiënt.” Meinardi vindt tijd daarin relatief: “Stel dat je 1,5 uur in een goed gesprek steekt. Dat kan er zomaar voor zorgen dat je 4 tot 6 uur of langer bespaart op een operatie. En ook nog de tijd van een verblijf op de IC en daarna op de verpleegafdeling. Wat is tijd eigenlijk? Eigenlijk bizar dat we soms wél tijd in een operatie stoppen. En met een goed gesprek is ook de patiënt tevreden. Wat wil je nog meer?”

Deel deze pagina