“De verkeerde-beddenproblematiek blijft een samenwerkingsvraagstuk.”

Het Transferbureau is een bepalende afdeling in het ziekenhuis voor de in-, uit- en doorstroom van patiënten. Ligt de oplossing voor de verkeerde-beddenproblematiek daar? We spraken met de leidinggevende van het Transferbureau Jeanne Voogt en met bedrijfsleider Marcel Remijn.
Van deurwaarder naar doorstroom Marcel Remijn is sinds 2020 Chief Nursing Officer en bedrijfsleider van de resultaatverantwoordelijke eenheden (RVE) Kliniek en Geriatrie. Jeanne Voogt begon eind 2022 als leidinggevende van het Transferbureau na een carrièreswitch: “Ik ben ruim 20 jaar deurwaarder geweest, waarvan 15 jaar als zelfstandige samen met mijn compagnon. Maar het kriebelde om iets anders te doen, mede ingegeven door de mantelzorg voor mijn moeder en door de soms schrijnende situaties die ik achter voordeuren aantrof. Dat heeft iets aangewakkerd in mij, waardoor ik de stap naar de zorg heb genomen.”
Het Transferbureau Op het Transferbureau werkt Voogt samen met 12 transferverpleegkundigen, die werken in clusters voor de verschillende afdelingen in het ziekenhuis. “Zij bezoeken dagelijks de afdeling en nemen deel aan MDO’s. Door in clusters te werken, heeft elke afdeling zijn eigen contactpersoon. Dat maakt de lijnen kort en de communicatie makkelijk. Over complexe patiënten hebben we dagelijks contact om te beoordelen of die nog op hun plek zijn. Wij zijn ingesteld op acute zorg, daar moeten we ons op richten.”
5.500 patiënten per jaar Volgens Voogt worden jaarlijks circa 5.500 patiënten aangemeld bij het Transferbureau om de juiste nazorg te regelen: “Ze wachten op verschillende nazorgplekken. Ongeveer de helft wacht op thuiszorg, de andere helft op langdurige zorg, geriatrische revalidatiezorg (GRZ) of andere zorg onder de Wet langdurige zorg (Wlz). Op dit moment lopen er 110 aanvragen bij het Transferbureau voor geschikte nazorg. De doorstroom lijkt momenteel te vertragen voor patiënten die langdurige zorg nodig hebben en ten aanzien van de uitplaatsing naar observatieplekken voor patiënten met (mogelijk) psychogeriatrische (PG-) aandoeningen.” Ook het aantal kwetsbare ouderen neemt toe. Vaak is opname in het ziekenhuis de enige mogelijkheid en hebben zij niet altijd medisch inhoudelijke zorg nodig. Bovendien kan een kleine verandering bij hen al een grote zorgvraag opleveren. Vaak zijn ze via de spoed in het ziekenhuis terechtgekomen en eenmaal op bed gaan ze mentaal en fysiek achteruit, wat de situatie verergert. Dat heeft als gevolg dat we OK’s moeten afzeggen omdat het bed bezet is. Het is een cirkel waar we samen met de regionale VVT uit moeten komen.”
Medisch klaar Een goede doorstroom van patiënten die medisch klaar zijn, blijft volgens Marcel een samenwerkingsvraagstuk. “We hebben nu bijvoorbeeld 40 medisch-klaar-patiënten, die in het ziekenhuis geen medische zorg meer nodig hebben, maar wachten op vervolgzorg. Dat aantal groeit de laatste jaren, want onze partners hebben ook een capaciteitsprobleem. Bovendien gaat het vaak om een complexe groep, waar je op ingericht moet zijn. Jaren geleden werd besloten om verzorgingshuizen te sluiten, nu zijn patiënten meer thuis. Maar gaat dat fout, dan gaat het vaak ook goed fout en kun je zo’n patiënt niet altijd meer met goed fatsoen naar huis sturen.”
Complexere patiënten Volgens Remijn neemt het aantal gecombineerde ziektebeelden toe met de leeftijd: “Dan kan een patiënt bijvoorbeeld Parkinson, dementie en een alcoholprobleem hebben. Om zo’n patiënt goed op te vangen, moet je er de ruimte, het personeel en de expertise voor hebben.”
Voogt vult aan: “Wat is een passende plek voor iemand met beginnende dementie, terwijl je ook wil revalideren bij Parkinson? Dat is moeilijk. Naast de ziektebeelden, kijken we ook samen met een Specialist Ouderengeneeskunde naar waar de patiënt als persoon het best past én in welke bestaande groep. Daar moet je ook rekening mee houden.”
Quick wins Is er dan wel een snelle oplossing voor dit probleem? Volgens Voogt werkt het ziekenhuis daar al wel op een aantal fronten aan: “In samenwerking met de regionale VVT verbeteren we onze werkprocessen. We zien er toegevoegde waarde in om de SO al snel te betrekken bij complexe patiënten en zo een afgewogen inschatting van de indicatie te maken. Ook werken we aan verbeterprocessen in samenwerking met thuiszorgorganisaties. Verder hebben we met het Transferbureau aandacht voor de transferverpleegkundige op de SEH, die kan meedenken hoe we de opname van patiënten zonder medische noodzaak kunnen voorkomen en vanaf de SEH de zorg kunnen afbuigen naar de juiste nazorgplek. We onderzoeken welke patiëntencategorieën we nu op de spoed hebben en wat per categorie de juiste nazorgplek is. We zijn er samen verantwoordelijk voor dat de juiste zorg op de juiste plek plaatsvindt.”
Betere inschatting Het Transferbureau staat tussen alle partijen in en kan dus ook op de nodige druk en kritiek rekenen. Kan het nog beter? Remijn: “Ik denk dat wij aan de voorkant nog beter de juiste inschatting moeten maken. Ons ingerichte proces dat jaren goed werkte, is nu niet meer toe te passen. Tot nu toe regelden we nazorg zodra de patiënt medisch klaar was, nu moeten we die vraag al drie dagen van tevoren stellen. Dat geeft een foutmarge, maar die weegt dan op tegen de tijdswinst.”
Miscommunicatie Soms schort het ook aan de interne communicatie, weet Voogt: “Dat heeft onze aandacht. We willen iedereen scholen in hoe ons systeem voor de verwijsapplicatie werkt. Daarmee willen we voorkomen dat last minute-wijzigingen van een patiënt wel in het systeem staan, maar niet worden gecommuniceerd. Dat geeft namelijk weleens irritatie, begrijpelijk.”
En artsen, kunnen zij bijvoorbeeld eerder ontslag melden? Remijn: “Ook daar zijn we mee bezig. Patiënten zonder zorgindicatie moeten sneller naar huis kunnen, al heeft ook de wijkzorg een wachttijd. Maar dat iedereen hier een rol in speelt, is duidelijk. Ook verpleegkundigen en artsen.”
Zelfzorg En de patiënt zelf? Welke rol speelt die in de verkeerde-bedden-problematiek? Remijn: “Ik denk dat iedereen eraan moet gaan wennen dat over 10 tot 20 jaar andere zorg te leveren is. Als er geen medewerkers zijn, zijn ze er niet. Dus kunnen sommige dingen niet meer. Bijvoorbeeld dat de familie niet kan kiezen voor een locatie in de buurt, of dat patiënten niet meer iedere dag gewassen worden.”
Voogt: “Daarom onderzoeken we ook hoe patiënten toch naar huis kunnen met bepaalde zorg. En zich met hulpmiddelen toch zelf kunnen wassen, bijvoorbeeld met een borstel aan een steel, voor de rug.” Remijn zag laatst een functie bij een ziekenhuis als Coördinator Mantelzorgers: “Dat wordt misschien standaard een nieuwe functie in het ziekenhuis. Iemand die instructie geeft aan mantelzorgers, daar moeten we aan gaan wennen in Nederland denk ik.”
Deel deze pagina
