“Samen naar nog betere spoedzorg voor de patiënt”
Acute zorg vraagt om nauwe samenwerking tussen de Spoedeisende Hulp (SEH) en de Huisartsenpost (HAP). “Die is sterk verbeterd, maar we willen naar een nog betere samenwerking”, aldus kaderhuisarts spoedzorg Antonia Viljac en SEH-arts Veronique van den Akker.
Voorspoedig samenwerken Veronique van den Akker is nu 3 jaar SEH-arts in het ASz en is portefeuillehouder huisartsenpost. “Ik heb veel affiniteit met de eerste lijn; mede door mijn man die huisarts is in Bosschenhoofd en Zegge en voorzitter is van de kring West Brabant”. Antonia Viljac is huisarts sinds 2012 en deed in 2015 als één van de eersten de kaderopleiding spoedzorg. “Ik heb veel affiniteit met spoedzorg en ben dan ook in in 2018 toegetreden tot de vakgroep Spoedzorg van de Schola Medica in Utrecht; een spoedzorg-onderwijscentrum met cursussen spoedzorg voor aios, huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en acute specialisten. We hebben een breed cursusaanbod. Ik geef en ontwikkel onderwijs in de acute zorg.” Beiden vinden ze dat de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn sterk is verbeterd. Van den Akker: “We hebben in het verleden veel waarnemers gehad. Nu bezetten we de SEH weer zelf, wat de communicatie en samenwerking verbetert. Bovendien hebben we meer contact en weten we zo wat we aan elkaar hebben.” Viljac: “We kennen elkaar nu inderdaad beter. Daardoor hebben we samen afspraken kunnen maken en projecten op kunnen starten.” Netwerkzorg SEH - RAV Ook in de spoedketen is netwerkzorg een actueel project. Zo werken de SEH en RAV (Regionale Ambulancevoorzieningen) al op veel vlakken structureel samen. Van den Akker: “Er is een coöperatie waarin ambulanceverpleegkundigen met een SEH-achtergrond wisselend diensten doen op de ambulance en de SEH; dit is nog in ontwikkeling. Twee van onze SEH-artsen zijn medisch manager van de RAV en rijden in die hoedanigheid mee met de ambulance om kennis over en weer uit te wisselen, aan de hand van een casus van de ambulance. Ook is er een gezamenlijke scenariotraining opgezet tussen ambulance en SEH en eens per jaar worden we door de Stichting Drechtsteden Transmuraal als SEH-arts uitgenodigd om samen met de huisartsen nascholing te verzorgen voor de huisartsen.”
"De Rapid Responder verkleint de kloof tussen ambulance en HAP. Daar gaan we ook naartoe met de SEH verwacht ik."
Netwerkzorg SEH - HAP Ook het netwerk van de SEH en HAP krijgt vorm. Van den Akker: “De Rapid Responder op de HAP fungeert als schakel tussen de eerste en tweede lijn. Daardoor hoeven patiënten niet van hot naar her, maar komen ze sneller op de beste plek terecht. Daarnaast werken we ook in diagnostische trajecten samen, bijvoorbeeld met het röntgenuur. Dat is bedoeld voor mensen met klein trauma die enigszins kunnen wachten en geclusterd op de foto kunnen gaan. Naast het röntgenuur is het tegenwoordig ook mogelijk om aanvullend onderzoek vanuit het ziekenhuis in te zetten op de HAP, zoals een hartfilmpje of beperkt labonderzoek met een vastgestelde indicatie.” Viljac: “De Rapid Responder verkleint de kloof tussen ambulance en HAP. Daar gaan we ook naartoe met de SEH verwacht ik. Tot 17:00 uur heb ik als huisarts toegang tot reguliere diagnostiek, daarna moet alles via de SEH. Dat is best vreemd. We zijn blij met de mogelijkheid tot extra diagnostiek in de avond-, nacht- en weekenduren, zoals röntgen, bloedprikken en ECG-diagnostiek. Door meer aanvullende diagnostiek kan de HAP op een veilige manier meer zelf afhandelen en daarmee de druk op de SEH verminderen.” Onderwijs heeft de toekomst Van den Akker en Viljac willen samen blijven verbeteren en de bestaande successen uitvergroten. Viljac hamert daarbij op onderwijs voor huisartsen: “De huisarts heeft de meeste spoedcontacten, meer dan de ambulance en SEH. Dat komt doordat de huisarts een poortwachtersfunctie vervult en 7x24-uurs zorg verleent. Dat maakt spoedzorg een belangrijk onderdeel van de huisartsenzorg en daarom vind ik het van belang om huisartsen daarin goed bij te scholen en op te leiden. Vanuit Schola Medica besteden we dan ook aandacht aan de invulling van het onderwijs en stages voor de huisarts in opleiding. In het eerste jaar van de Aios krijgen studenten 4 dagen training in spoedzorg op de HAP. In het tweede jaar volgen ze een 6-daagse cursus op de SEH waarin ze worden voorbereid op hun stage van een half jaar op de SEH. In 2021 starten we ook met een cursus in het derde jaar, waarin we complexe spoedzorg gaan oefenen. Denk aan de palliatieve patiënt die een acuut probleem heeft, hoe pak je dat als huisarts aan? We hebben al een 4-daagse cursus voor huisartsopleiders. Omdat er veel behoefte aan is onder alle huisartsen, heb ik zelf een 2-daagse spoedzorgcursus ontwikkeld, die we binnenkort gaan aanbieden. Zo krijgen huisartsen meer zelfvertrouwen en spreken ze dezelfde taal als hun collega-zorgverleners in het ziekenhuis.”
Het convenant SEH-RHD Als antwoord op knelpunten in de samenwerking is een convenant in de maak voor het SEH en de Regionale Huisartsenpost Drechtsteden (RHD). Van den Akker: “De aanleiding daartoe is de drukte waar we mee kampen, soms lopen we over. Dat heeft ook zijn weerslag op de huisarts en de ambulance. Alle partijen hebben behoefte aan duidelijkheid. Er waren al veel verschillende documenten met ieder zijn afspraken, daar wilden we meer structuur in aanbrengen en naar één gemeenschappelijk document toewerken dat continu geüpdatet wordt. Samen met een kwaliteitsmedewerker van de SEH en een kwaliteitsmedewerker van de HAP en medisch manager Angelique Boers werken we hard aan dit convenant.” De drukte in kaart met LPZ Een ander initiatief om de spoedzorg te stroomlijnen is het Landelijk Platform Zorgcoördinatie (LPZ), voorheen 2twnty4. Van den Akker: “Het LPZ helpt om de drukte in de regio beter in kaart te brengen. Elk ziekenhuis kan in een app met een kleur van groen (niet druk) tot zwart (erg druk) aangeven hoe druk het is op de SEH. Zo zien de ambulances naar welk ziekenhuis ze kunnen rijden. De app is nu nog op de SEH gericht. Het zou mooi zijn als straks ook de HAP inzicht krijgt, zodat zij patiënten in één keer goed kunnen doorverwijzen. Bovendien moet het platform op termijn ook de beddenbezetting weergeven, zodat iedereen kan zien of er ook plek is om iemand op te nemen.”
Verbeteren Aan ideeën geen gebrek om het samenwerken nog verder te verbeteren. Van den Akker: “We hebben overlegd of een triagebalie voor de HAP en SEH meerwaarde heeft. En of we niet de patiënt, maar de dokters kunnen laten wisselen zodat de patiënt op één kamer kan blijven. We kijken continu hoe we elkaar goed aan kunnen vullen, ook met Meekijkconsulten bijvoorbeeld.” Viljac: “Consulten kunnen bijvoorbeeld worden opgevangen door een huisarts, SEH-arts, verpleegkundige specialist of Spreekuur Ondersteuner Huisarts (SOH). Een gezamenlijke balie is mooi, maar daar moet ook voldoende draagvlak voor zijn. In het Haaglanden Medisch Centrum in Den Haag zetten ze anderhalvelijns spoedzorg al succesvol in. Het kan dus al wel. Wij spelen als huisarts een rol om acute zorg te voorkomen en kunnen tegelijkertijd meer acute zorg thuis leveren, via centrale spoedposten. Daar willen we naartoe, maar dat gaat niet over één nacht ijs. De patiëntenzorg moet bovenaan staan, ook bij managers en het kabinet.” Van den Akker: “Je hebt ook met zoveel mensen te maken. We zijn nu nog organisatorisch gescheiden, het vergt ook een reorganisatie op de vloer. Met het onderwijs van nu bewegen we in de goede richting. De groep die nu meer affiniteit heeft gekregen met spoedzorg en dezelfde taal spreekt, stimuleert de samenwerking.” Viljac: “Inderdaad. Je ziet een enorme verandering in de manier waarop we werken. Van: ‘Ik doe het al jaren zo, ik ga niet veranderen’, naar: ‘Ik heb veel geleerd, ik ga dit zo doen’. Huisartsen in opleiding krijgen zelfvertrouwen in spoedzorg, wat zal leiden tot betere diagnostiek en minder mortaliteit. Het zorgt voor gedragsverandering, ze weten beter hoe te handelen en spreken dezelfde taal als de andere zorgverleners in het netwerk.” Bij elkaar binnenlopen Om het samenwerken te stimuleren zijn Van den Akker en Viljac het eens: “Zonder schroom elkaar blijven opzoeken, bij elkaar binnenlopen en in overleg blijven met elkaar. Zowel voor medisch inhoudelijke zorg als het grotere geheel. Alles met de patiënt voorop, om de beste zorg op de juiste plaats te kunnen leveren.”